Onze visie volgens Emmi Pikler

Emmi Pikler (1902 – 1984) is beroemde pedagoge en kinderarts. Zij had voor die tijd andere ideeën over de ontwikkeling van baby’s en jonge kinderen dan gebruikelijk was. In 1946 werd zij hoofd van Lóczy, een kindertehuis in Boedapest. Hier verrichtte ze wetenschappelijk onderzoek, observeerde de kinderen en hield nauwkeurig hun ontwikkeling bij. Die bevindingen vormde de basis voor haar pedagogische visie.
In 2014 werd het Pikler-verdrag opgesteld, waarin de rechten van kinderen in de kinderopvang zijn vastgelegd.

De visie volgens Emmi Pikler

Ouders kijken vaak uit naar die momenten wanneer hun baby gaat rollen, kruipen, zitten, staan en lopen. Hoe een kind zich een volgende positie of beweging eigen maakt, is volgens Emmi Pikler belangrijker dan het wanneer. Rustig, op zijn eigen tempo, experimenteert een baby. Het is een noodzakelijk deel van zijn toekomstige ontwikkeling. Natuurlijk zijn er ook momenten in dit proces waar het kind frustratie ervaart bij het eigen maken van een volgende stap. Vooral voor de volwassene is het lastig in te schatten wanneer er werkelijk hulp nodig is want we willen graag helpen maar is die hulp echt nodig? Emmi Pikler gaat uit van het competente kind. Ze is van mening dat kinderen vanaf hun geboorte de mogelijkheden en het verlangen hebben te communiceren, te voelen, te leren en zichzelf te ontplooien. Ze zijn dus van zichzelf leergierig en geïnteresseerd. Volwassenen hebben de neiging deze nieuwsgierigheid en dit eigen initiatief te verstoren door de baby’s bijvoorbeeld constant te entertainen en ze zelden de ruimte te geven alleen rustig te spelen. Baby’s wennen er makkelijk aan en zijn op bepaald moment niet meer in staat zichzelf bezig te houden. Ze raken hun natuurlijk interesse kwijt en hebben vermaak nodig. Spelen is leren. Het is ook leren op jezelf te vertrouwen. Het moet voor een kind mogelijk zijn de dingen zelf te ontdekt vanuit een liggende positie op de mat. Wanneer we hem bij zijn spel behulpzaam zijn ontnemen we hem dit juist. Natuurlijk allemaal goed bedoeld maar voor zijn geestelijke ontwikkeling is zelf op ontdekking kunnen gaan zonder gestuurd te worden heel belangrijk. Een kind dat door zelfstandig experimenteren iets bereikt, verwerft een heel ander soort denkproces dan een kind dat door goede bedoelingen de oplossing kant een klaar aangereikt krijgt. De vreugde hangt overigens niet altijd van het resultaat af. Een ’niet gelukte poging’ kan net zo’n plezierige belevenis zijn als een ‘gelukte’. Natuurlijk zijn er ook momenten in dit proces waar het kind frustratie ervaart bij het eigen maken van een volgende stap. Vooral voor de volwassene is het lastig in te schatten wanneer er werkelijk hulp nodig is.

Ongestoord laten bewegen en spelen

De volwassene/leidster is op de achtergrond aanwezig, zichtbaar of hoorbaar voor het kind. Wanneer de volwassene het kind namelijk voortdurend bezighoudt, amuseert, helpt, stimuleert of prijst, dan krijgt hij niet de mogelijkheid om uit zichzelf te bewegen en te spelen. Hij wordt zo passief, hulpeloos en onzelfstandig. Het brein kan daardoor niet alle ontwikkelingsmogelijkheden benutten. Dit betekent absoluut niet dat je een kind aan zijn lot moet overlaten!

Taak van de volwassene

Het beeld van een afhankelijke baby, brengt veel volwassenen er toe het kind te helpen en te stimuleren in zijn bewegingsontwikkeling. Maar is dat ook nodig? Wat wordt er dan van de volwassene verwacht als hij niet met de baby hoeft te oefenen? Als ouder of leidster zorg je ervoor de baby veilig op zijn rug op een stevige ondergrond kan liggen, met voldoende bewegingsruimte. Als de baby kan tijgeren geeft je hem mogelijkheden om ergens op te klimmen. Daarnaast zorgt de volwassene voor kleding van een soepele stof zodat het kind zich gemakkelijk kan bewegen. Soms pushen volwassene bepaalde bewegingen waartoe de baby nog niet in staat is: men zet het kind zittend neer, soms gesteund door kussens. Of ‘leert’ hem lopen aan twee handen. Daarmee forceert u bewegingen of posities, op een moment waarop de omgeving vindt dat ‘het nu tijd is om dit te kunnen’, maar waar het kind mogelijk fysiek en/of emotioneel nog niet aan toe is. Met al deze goede en zorgzame bedoelingen, beïnvloed de volwassene de natuurlijke nieuwsgierigheid en leergierigheid al op jonge leeftijd. Hiermee ontneemt de volwassene het kind het plezier in bewegen en de triomf wanneer door eigen oefenen iets nieuws is gelukt. Een kind heeft de ruimte nodig om te ontwikkelen en dit doen ze op hun eigen tempo. Heb vertrouwen in ze het maakt ze sterker!